De start

Lierstart

Op ons vliegveld in Malden worden de meeste zweefvliegtuigen de lucht in gebracht met behulp van een lier. Aan het uiteinde van de startbaan staat een lier: dit is een machine met 6 kabels van elk 1 km lang en een krachtige dieselmotor. Het uiteinde van de kabels wordt uitgereden naar het begin van de startbaan waar de zweefvliegtuigen staan. Daar worden de kabels om beurten aangehaakt aan een zweefvliegtuig. 

Wanneer alles is opgesteld wordt er via de radio een seintje gegeven aan de lierman. De kabel wordt strakgetrokken en door de lier binnengehaald. Het zweefvliegtuig aan de andere kant versnelt zo binnen een paar seconden naar 100 km/h en komt hierdoor los van de grond.

Vervolgens neemt het zweefvliegtuig in een vloeiende beweging een klimstand van 45 graden omhoog aan. Op een hoogte van 300m neemt deze weer af zodat deze op ongeveer 400m hoogte weer horizontaal is. Op dat moment bevindt het zweefvliegtuig zich boven de lier en ontkoppelt de kabel, waarna deze met een kleine parachute naar beneden valt. Het zweefvliegtuig bevindt zich nu in een vrije vlucht.

Sleepstart

Een ander manier om een zweeflviegtuig in de lucht te krijgen is met behulp van een motorvliegtuig. Bij een sleepstart wordt het zweefvliegtuig achter het motorvliegtuig gekoppelt met een kabel. Het motorvliegtuig start en sleept het zweefvliegtuig mee omhoog. Op Malden maken we af en toe sleepstarts achter een speciaal gemodificeerd vliegtuig.

 

Zelfstart

Sommige zweefvliegtuigen hebben een kleine motor achter in de romp die uitgeklapt kan worden. Tijdens het vliegen is deze motor bijna altijd uitgeschakeld en ingeklapt waardoor het zweefvliegtuig gestroomlijnd blijft. Bij enkele zweefvliegtuigen is de motor sterk genoeg om er ook vanaf de grond mee te starten. 


Boven blijven

Tijdens het vliegen in rustige lucht daalt een zweefvliegtuig langzaam ten gevolge van luchtweerstand. Na een lierstart vliegt hij dan ook maar ongeveer 7 minuten voordat hij weer zo laag zit dat hij moet landen.

Thermiek

Toch zijn er vluchten gemaakt van meer dan 6 uur met een zweefvliegtuig. Dit komt door thermiek: opstijgende warme lucht. Overdag wordt door de zon de aarde opgewarmd. Doordat sommige stukken land sneller opwarmen dan andere, ontstaan ook warmteverschillen in de lucht. Doordat warme lucht lichter is dan koude lucht, ontstaat er een opwaartse druk die de warme lucht omhoog stuwt. Deze kolom stijgende warme lucht heet een thermiekbel.

Met een zweefvliegtuig kun je door in deze opstijgende lucht te vliegen en zo hoogte winnen. Om zo optimaal mogelijk gebruik te kunnen maken van een thermiekbel, draaien zweefvliegers rondjes in de bellen.

Zweefvliegers kunnen thermiek vinden door de ontwikkeling van wolken in het luchtruim in de gaten te houden. Cumuluswolken (oftewel stapelwolken) zijn vaak een indicator voor thermiek. Er zit dan een thermiekbel recht onder de wolk. In een zweefvliegtuig zit een vario meter, deze geeft aan of het vliegtuig omhoog of omlaag gaat. Zweefvliegers kunnen de thermiek ook voelen aan het gedrag van het vliegtuig. Thermiek kan soms ook worden gevonden door naar de ondergrond te kijken waar termperatuursverschillen kunnen ontstaan (bijv. open plek in het bos).

Helling vliegen

Als de wind hard tegen een heuvel- of bergrug aan waait wordt deze omhoog gestuwd. Met een zweefvliegtuig kun je in deze opwaardse stroming mee gaan door parallel aan de heuvelrug te vliegen en zo afstanden afleggen.  

In Nederland zijn de heuvels hier niet hoog genoeg voor. In de herfst en winter gaan Stabilo leden dan ook bij harde zuiden wind naar Porta Westfalica, een heuvelrug in Duitsland. 


Landen

Motorvliegers gebruiken de motor om precies te bepalen waar ze neerkomen. Zweefvliegers hebben deze luxe niet. Om toch precies te kunnen bepalen waar ze neerkomen, worden remkleppen gebruikt. Dit zijn metalen panelen die uit de vleugels komen waardoor het zweefvliegtuig sneller daalt. Zo kan een zweefvliegtuig heel precies bepalen waar het neerkomt. Na de landing wordt het zweefvliegtuig weer teruggesleept naar de startplaats met een tractor.